de dag dat ik Meneer vond, februari 2016
Meneer was onderweg naar de berging van zijn doorgeroeste scootmobiel. Zijn prothese liet hem in de steek.
Na zijn valpartij, 's ochtends om negen uur -goddank op straat in het zicht van de buitenwereld- kwam hij niet meer overeind.
Ik was onderweg naar huis. Reed mijn straat in na het boodschappen doen en registreerde vanuit m'n ooghoek een opblaaspop op de straathoek, die wapperde in de wind. Ik bedacht hoe onzinnig en lelijk ik opblaaspoppen vind. Wie wil er nou een...
Wacht. Een opblaaspop.
Naast de poort van het sociale woningbouwcomplex aan het eind van mijn straat?
Really.
Ik keek nog een keer, goed, knipperde met mijn ogen.
Het was een mens. Dat niet wapperde, maar zwaaide. Wanhopig. Om hulp.
Ik snelwandelde die kant op met de autosleutels nog in mijn hand.
Ik zie hem, vraag de schilder op een steiger next door vriendelijk om van die steiger af te komen om me te komen helpen. Daarna moet ik het nog een keer minder vriendelijk vragen - maar hij komt uiteindelijk.
Het is een Meneer met een plastic been dat naast hem op straat ligt.
Hij ruikt. Naar.... van alles.
We hijsen Meneer overeind, de schilder peert hem onmiddellijk weer de steiger op en ik klik voor het eerst van mijn leven een slecht zittende prothese vast.
Ik breng hem thuis. Daar hebben we een half uur over gedaan.
Want hij wilde de berging laten zien, waarvan het slot door de PVV-buurman bleek dichtgekit als pesterij.
Waardoor hij niet bij zijn scootmobiel kon en weer terug moest lopen (200 m.) naar de voordeur.
Wat niet ging met een niet goed passende prothese en waardoor hij z'n afspraak miste.
Ik heb hem nog naar die afspraak gereden. Het adres bleek al maanden niet meer van de betreffende instantie te zijn. Dat zette me aan het denken. Ik vroeg me af waarom hij dat niet wist.
Ik zag waar hij woonde, hoe hij woont.
Ik stel vragen en zoek woorden tot hij ze ook begrijpt. Ik krijg ontluisterende antwoorden.
Ik besluit hem te houden zolang hij van niemand lijkt te zijn.
En ga aan de slag.
Comments