"Help mij Hana asjeblief, bijna doed ik ben."
Woensdagavond 18.10 belde Meneer mij. "Help mij Hana asjeblief, bijna doed ik ben."
Al tien dagen geen zorg meer verleend.
Al tien dagen alleen uitgifte medicatie, verder niets.
Al tien dagen niet gewassen. Kleren niet gewassen, lijf niet gewassen, niet verzorgd. Maar ook: niet in de gaten gehouden of het wel goed met hem gaat.
Ik beloofde de volgende dag 's avonds langs te komen en heb hem toegezegd te gaan bellen, hulp in te schakelen.
Ik voelde me machteloos, want ik kon er niet stante pede heen; ik had sinds eind augustus een gebroken been, was geopereerd. Waarna onbelast gips, dus: nauwelijks kunnen lopen, aan huis gekluisterd.
Mijn man en een netwerk van lieve mensen brachten mijn kinderen naar school, haalden van school op en deden boodschappen voor me.
Wat een rijkdom is dat. Mensen die naar je om kijken.
Donderdagmiddag 09.00-14.00 alle betrokken zorgverleners en instanties gebeld om me een beeld te kunnen vormen van wat hier gaande was, om voorbarige conclusies te voorkomen. Tegen tweeën had ik ze allemaal aan de lijn gehad.
Teamleider verpleegkundigen zorgcentrum, ambulant begeleider, sociaal wijkteam oude woonplaats, het CIZ, de receptionist WMO-loket Haarlem, de secretaresse van de wethouder, de crisisdienst, de zorgverzekeraar.
Overal nul op het rekest. Of het was nog (niet) in behandeling, of het was doorgegeven aan een andere afdeling, of
Er bleek een CIZ-indicatie te missen. Het CIZ had een indicatie-aanvraag afgewezen. Zonder CIZ-indicatie geen zorg.
Bij gebrek aan CIZ-indicatie had er dán een WMO-indicatie moeten zijn.
Maar bij het WMO-loket lag hij nog op een stapel.
En niemand kon er, hoe schrijnend ook, nu voor in actie komen.
En dat was wel wat nodig was.
Dus toen kwam ik op het punt dat ik vond dat de wethouder moest weten wat hier gebeurde. Haar portefeuille, zij is eindverantwoordelijk.
Dit. kan. niet.
Zes instanties weten van zijn situatie, maar niemand voelt zich verantwoordelijk.