zalmsalade met aardbeienjam
Meneer verblijft op de revalidatieafdeling van een bejaardentehuis, zolang er nog geen zorgwoning voor hem vrijgekomen is.
Aanvraag loopt, indicaties, formulieren, bureaucratie. Enfin, we wachten.
Ik ben een keer gaan meelunchen daar. Zie ik dat ook eens.
Het liep richting twaalf uur, ik was in de buurt, had tijd over en had net brood gehaald, en wat beleg voor de broodtrommels van mijn kids de volgende dag.
Daar kon ik best mee lunchen.
Ik zat nog geen vijf minuten in De Huiskamer, of het halfje maïsbrood in mijn tas werd gespot door een medebewoner die daarop Meneer aansprak of zij van mij een boterham mocht. "Ik heb zo'n honger, ziet u?"
Waarop ik vertel dat het tien voor twaalf is en ik de rolkarren met kannen, bordjes en bekers al aan hoor komen.
Nee! het was een kwestie van leven en dood, die boterham moest NU.
"Ik heb diabetes, ziet u, en vanochtend niéts gehad." Ik geloofde er geen bál van dat ze nog niets had gehad, maar ach, zij een boterhammetje, wat kan het kwaad.
Dan verschijnen de placemats en de soepkommen, het bestek en de servetten in rap tempo. Een goed geoliede machine treedt in werking:
Eén verpleger zet de medicatie in plastic shot-glaasjes voor de neus van de juiste persoon, de andere verpleegster bevraagt het drinken, schenkt in en ziet toe op inname medicatie. Een derde verdeelt broodkratjes en beleg-trays over de tafels en zorgt dat iedereen een goed zitplekje heeft en de vierde doet de soep.
Aan mijn tafel wordt druk gespeculeerd over de smaak Soep Van Vandaag (en de mening daarover), en ongerust gekeken naar de boterhammen: is er wel genoeg? Een vrouw in rolstoel wiens kop soep iets te wild werd ingeschonken (dus even afgeveegd moest worden met een niet aanwezig doekje) mopperde dat ze haar altijd vergaten. "Ze zijn al door naar de andere tafel, dat doen ze nou altijd".
Geen benul van het geredder achter haar rug. "Oh, zijn jullie daar eindelijk?" zegt ze met rollende ogen als de soep haar een minuut later alsnog wordt geserveerd.
De vrouw die net nog smikkelde van mijn maïsbrood wilde graag aan me kwijt dat ze met Achmed gaat samenwonen (daarbij druk knikkend naar Meneer, die tegenover haar zit en helemaal geen Achmed heet) en dat ze dan samen gaan koken elke dag.
"Ik goed kok ik ben", zegt Meneer vergenoegd, en laat zonder blikken of blozen een enórme boer. En nog een.
De mevrouw kijkt hem verliefd aan en zegt niets.
Ik krijg associaties met Bep Brul uit Loenatik.
Dan komt het huzarenstukje: het blijkt Saladedag.
Eenieder kan kiezen uit een huzarenslaatje of een zalmslaatje. Twee enorme bollen per verpakking, dus de verpleegsters delen met een lepel een bol per persoon uit.
Meneer heeft net met veel moeite twee boterhammen besmeerd met klonten boter, er aardbeienjam uit twee minikuipjes op gefrut, uitgesmeerd en de boterhammen op elkaar gehannest. Dan staat de verpleegkundige achter hem: "Huzaren of zalm, meneer?" op luide toon. Meneer mompelt "zalmsalaatje" en FLOTS! daar ligt het zalmslaatje op zijn bovenste boterham.
Ik wacht af hoe hij reageert. Boos? Welnee! Meneer veegt met het servet de bol een beetje uit elkaar over de boterham, hakt met zijn mes een paar deuken in zijn dubbele boterham met jam en nu ook zalmsalade, scheurt een helft af en begint het met smaak op te eten.
't Ging schoon op.