twee benen, nu min een half
Je bent geopereerd, maar niemand heeft je in jóuw taal verteld wat je mankeert, waaraan je geopereerd bent, en hoe nu verder.
Dus op dag 3 na de operatie stap je met veel pijn en moeite uit bed.... en ga je tegen de vlakte.
Je schrikt je rot.
Sinds die val doet je linkerarm het ook niet meer, vertel je mij.
(Ik weet inmiddels dat je 2 maanden erna, in het revalidatie-centrum, een herseninfarct hebt gehad. Je linkerkant is sindsdien verlamd.)
Je weet meestentijds niet hoe laat het is, waar je bent.
Je vergeet van alles.
Niemand maakt je duidelijk dat je een herseninfarct hebt gehad, dat dát die val was. Dokters komen en gaan, de dagen verstrijken.
Je bent op een dag naar een ander 'ziekenhuis' buiten je stad overgebracht, geen idee waar. Daar zijn dokters wekenlang, maandenlang, met je gaan oefenen om te lopen zonder onderbeen.
Je krijgt een prothese. Orthopedische schoenen. Een corset.
Waarom is dat been eraf gehaald?!! Niemand die je een duidelijk antwoord geeft.
Na een paar maanden word je overgeplaatst naar een 'ziekenhuis' in je eigen stad. Daar zorgt men voor je eten en drinken, maar daar is het ook mee gezegd. Ook zij geven geen uitleg in jouw taal over wat er nou eigenlijk allemaal met je aan de hand is.
Je revalideert inmiddels in versleten kleren, niemand regelt iets. Er lopen beestjes in je klerenkast, zeg je. Het worden er steeds meer. Je hebt ze na een tijdje ook op de kleren die je aan hebt. Je wijst de verpleging erop, maar er wordt niks mee gedaan.
Dan, op zo maar een dag, staat er een jongeman voor je die jouw talen spreekt. Pashtun en Farsi.
Hij zegt dat hij familie van je is. Hij woont ook in Nederland.
Hij had alle familieleden in de wereld een uitnodiging gestuurd voor zijn bruiloft, maar jij had niet geantwoord. Hoe onbeleefd!
Dus reed hij een keer langs jouw huis op weg naar zijn werk en zag de planten in de vensterbank dooier dan dood. Hij is gaan navragen bij buren. Hij is ziekenhuizen af gaan bellen. Hij heeft je gevonden.
Je vertelt wat je overkomen is. Dat je terug wilt naar huis. In godsnaam, wég van hier.
De jongeman ondertekent allerlei formulieren en brengt je thuis, in je eigen huis.
Daar is inmiddels een muizenplaag.
Je baan bij de winkel ben je kwijt want je bent niet meer op komen dagen.
Na veel omwegen vind je een gebouw in de stad waar je binnen kunt komen met al je ongelezen post.
Waar ze met je de post doorlezen, één dag in de week, en brieven nabellen.
Maar als ze 'ineens' verhuisd zijn, weet je niet waarheen. Je blijft elke week langsgaan op je doorgeroeste scootmobiel, maar ze zijn er niet meer.
De wereld draait door, en je kunt het niet bijhouden.
________________________________________________
De prothese zit niet goed. Hij schiet steeds los. Als je je been met de prothese optilt, beweegt de prothese. Tegen de tijd dat je je prothese-been neerzet, is deze een kwartslag gedraaid.
Zet je je gewicht erop, dan val je. Dit gebeurt vaak, steeds vaker.
En zelf overeind komt je niet, want één arm is verlamd.
De stomp doet steeds vaker en langer pijn.
Je krijgt inmiddels thuiszorg.
Twee keer per dag komt er een Zorgmens met een uniform binnen.
Die doseert je medicatie voor de dag (je krijgt zelf geen medicijnstrip doorgedrukt met één hand en je begrijpt de dosis niet).
's Ochtends een Zorgmens. Eind van de middag een Zorgmens.
Meten, prikken, washandje, pillen klaarzetten, dossier schrijven.
Deze mensen zijn lange tijd je enige aanspreekpunt. Zij spreken Nederlands met je.
Luid, alsof je doof bent. Maar je bent niet doof, slechts anderstalig. Farsi. Maar dat weet niemand.
Als er iets niet werkt, meld je je met woorden en gebaren bij hen.
Of zij er iets mee kunnen, is maar zeer de vraag.
Maar: er is niemand anders. Ja, het 'nieuwe' Familielid, maar die komt pakweg eens in de drie weken.
Het Familielid maakt afspraken voor je bij een arts (revalidatiearts). Die zegt dat je naar een ander bedrijf moet (orthopedisch instrumentmaker). Kom je daar, dan geven ze je na een paar consulten een briefje mee met een adres (andere firma). Kom je op dat adres, dan begrijp je die man helemaal niet, en hij jou ook niet. De frustratie!
Je blijft nieuwe afspraken maken, de instrumentmaker blijft je niet begrijpen.
Je wordt boos op de instrumentmaker en wijst en wijst.
Instrumentmaker weigert te doen wat je aanwijst dat hij moet doen.
Jij boos.
Instrumentmaker ook boos.
Je gaat niet meer, het heeft allemaal geen zin.
Dit was ongeveer de status quo waarin ik jou vond.